Voor een baby is in het begin de lichaamstaal, waaronder huilen, het enige middel om te laten weten wat hij vindt of voelt. Na ongeveer twee maanden, bijna gelijk met de eerste glimlach, beginnen baby’s ook klanken te maken.

Tevreden in de wieg hoor je je baby pruttelen: eh-oo-ehhh-aa en wat later de wat moeilijke medeklinkers zoals pp-bb-br-gr-rr. Dit is heel belangrijk voor de ontwikkeling van hun lippen, tong en mondspieren. Alle baby’s, waar ook ter wereld, beginnen met dezelfde klanken. Een baby die zichzelf kan horen, wordt gestimuleerd om de geluiden opnieuw te maken, totdat je een ketting van klanken aan elkaar hoort: babbah, papa, ma, erre, erre. Dat noemen we brabbelen. Radio- of televisiegeluiden verstoren dit spel. Als je de geluiden van je baby nu nabootst, zal hij proberen jouw geluiden na te bootsen. Kom je de kamer binnen, dan zal hij stoppen met brabbelen, omdat hij je voetstappen heeft gehoord. Ga je echter meebrabbelen dan ontstaan er vanzelf hele gesprekjes. Eenvoudige zinnetjes als ‘ga maar lekker slapen’ of ‘heb je een lekker vol buikje’ zeg je meestal op een wat hogere toon. Zo weet je baby dat de woorden voor hem bedoeld zijn. Daarbij zijn je ogen, gezichtsuitdrukking, mondbewegingen en gebaren uitermate boeiend voor hem.

Vanaf circa negen maanden wordt brabbelen meer taal. Dan gebruiken baby’s steeds vaker de klanken van hun eigen moedertaal en begrijpen ze beter wat er gezegd wordt. Op aanwijsspelletjes als ‘dit zijn je teentjes’ en ‘dit is je neus’ reageert je kind zoekend en probeert hij het aangewezene te pakken. Vooral in deze fase kun je de taal van je kind eindeloos stimuleren. Alle zintuigen zijn daarbij belangrijk. ‘Voel maar hoe zacht de poes is’, ‘hoor de klok eens tikken’, ‘kijk eens wat een grote boom’, ‘ruik maar aan de kaas’ en ‘proef maar het verschil tussen een appel en een peer’ Niet alleen boekjes met eenvoudige afbeeldingen zijn leuk, maar ook liedjes, rijmpjes en hand- en vingerspelletjes zijn stimulerend voor de taalontwikkeling.

De meeste kinderen zijn ongeveer een jaar oud als ze hun eerste woordjes zeggen. Roept je kind ‘poes’, dan kan dit nog van alles betekenen. ‘Poes moet geaaid worden’, ‘poes is lief’, ‘poes ook op schoot’ of ‘ik wil bij poes zijn’. Het vergt geduld en creativiteit om dan bestand te zijn tegen de boze bui van je kind als je het niet direct begrijpt. ‘Oh, je wilt bij poes in de mand slapen’, eindelijk ben je erachter. Wat een geluk als na de eerste woordjes ook gauw de twee-woordzinnetjes komen. ‘Papa boek’, ‘poes mee’, ‘mama auto’. Niet ieder kind ontwikkelt zich even snel, maar meestal komen de twee-woordzinnetjes ergens in het tweede levensjaar.

Voor meer informatie kijk op de website opvoeddesk.nl en workingparentsprogram.nl