Pasgeboren baby’s hebben behoefte aan lichaamscontact. Dit heet huidhonger. Midden jaren ’80 bleek dat al in een Amerikaans ziekenhuis: couveusebaby’s die niet werden aangeraakt, bleven sterk achter in groei. Baby’s van wie elke nacht de rug werd gestreeld, groeiden normaal.

Continuïteitstheorie
Wel eens van de continuïteitstheorie gehoord? In de baarmoeder worden baby’s continu aangeraakt en gewiegd. Ze zijn 24 uur per dag in contact met het lichaam van hun moeder. Ze hebben geen honger, geen pijn, het is een veilige plek. En dan is daar de geboorte en wordt het warme holletje verruild voor een onmetelijk grote wereld waarin het kind veelal alleen slaapt, alleen in de box ligt, alleen in een wipstoel zit en alleen in een kinderwagen ligt. Wat je noemt een overgang.

De continuïteitstheorie stelt: ga door met dat wiegen, aanraken en strelen. Draag je baby, laat hem met jou meedeinen. Na een maand of negen geeft je kind zelf aan dat hij de wijde wereld in wil en kruipt hij (letterlijk) van jou vandaan.

Tien uur
Negen maanden meedeinen met mama… Na negen maanden zwangerschap en een bevalling denk je daar als mama heel anders over. Je lijf is wel toe aan een beetje rust. Uit Nederlands onderzoek blijkt echter dat Nederlandse baby’s te weinig lichaamscontact hebben. Nieuwe onderzoekstechnieken als hersenscans en het meten van het stresshormoon cortisol, tonen aan hoe belangrijk lichaamscontact is voor de ontwikkeling van baby’s.

Het oxytocine-moment
Waarom voelt een positieve aanraking nu zo goed? Bij een prettige aanraking komt het ‘knuffelhormoon’ oxytocine vrij. Oxytocine zorgt ervoor dat we banden met anderen aangaan. Het komt in grote concentraties voor in het brein van moeders tijdens en na de bevalling en zorgt ervoor dat ze hun baby zo ongeveer continu willen vasthouden en verzorgen.